04/04 Metissenkinderen blij met excuses en erkenning

Veerle Beel liet meerderen onder ons aan het woord en gaf daardoor ook de diverse verhalen een kans.
Jacques Albert heeft het over de voortouw die Vlaanderen heeft genomen en het recht van weten heeft mogelijk gemaakt. François heeft het over zijn verhaal hoe zijn vader zijn kinderen meenam en zijn vrouw achter moest laten. Jacqui heeft het over de eerste pardon van onze regering voor mensen uit de kolonie. Ze is geraakt hoe hun moeders erkend zijn als slachtoffers.

Heidi en Ketlie kleindochters van de kolonisatie kregen ook het woord. Heidi vertelt het verhaal dat haar familie in Rwanda rouwden omdat ze dachten dat alle kinderen van de kolonisatie gedood werden. Ketlie getuigt over het noodlot van haar moeder, de klooster als enige uitweg.


Een beetje blank, maar niet genoeg

Bespreking van het artikel BOEK V/DE WEEK ONVERSNEDEN BELGISCHE RACISME

Veerle Beel schreef een boekbespreking over het boek "Kinderen van Save" geschreven door Sarah Heynssens

Métiskinderen kregen in België een twijfelachtig statuut.

Métiskinderen kregen in België een twijfelachtig statuut.

Hierin brachtt de historica Sarah Heynssens de ervaringen van 300 kinderen van gemengde afkomst geboren rond 50 in Rwanda en Burundi bijeen.  Ze werden "gered" in speciaal voor hen georganiseerde internaten, want door hun blank "bloed" zouden ze iets beter zijn dan de plaatselijke bevolking maar dan in België werden ze iets minder dan de "witte" mens.

De moeders wisten niet waarvoor ze precies tekenden: een beter leven voor hun kind in een ander land, jawel. Maar waarom kregen ze het adres niet waar hun kind naartoe ging?

Volgens de schrijfster was dit de manier waarop de Belgische overheid omging met de ‘onderdanen’ in de kolonie.

"Inwoners van Congo konden geen Belgisch staatsburger worden, en de inwoners van het mandaatgebied Ruanda-Urundi al helemaal niet. Er werd een strenge scheidslijn getrokken tussen blank en zwart. Er waren aparte scholen, en het duurde lang voor de eerste universiteit voor zwarten in Kinshasa werd opgericht. De Belgen overheersten en hielden de touwtjes in handen."

Sarah Heynssens beschreef ook het verhaal van hun moeders, "inheemse vrouwen die soms uit vrije wil, vaak ook onder dwang, intieme relaties aangingen met blanke kolonisatoren. Ook als ze een traditioneel huwelijk met zo’n man afsloten – bruidsschat incluis – kwamen ze nooit op gelijke voet: de blanke man beschouwde zo’n huwelijk niet als bindend en ruilde de vrouw na verloop van tijd in voor een andere of trouwde tijdens zijn verlof met een Belgische vrouw."

Dit is een historisch werk met bronnen en getuigenisse over "jonge meisjes die letterlijk van de weg werden geplukt en bij de eerste tekenen van zwangerschap werden weggestuurd, over verkrachtingen door onbekende blanken tot relaties die wel gebaseerd waren op liefde. Maar zelfs dan waren de mannen niet altijd in staat om hun inheemse vrouw te doen aanvaarden, of na hun dood te beschermen. De moeders waren altijd de klos: als ze hun kind alleen grootbrachten, werd dat kind toch beschouwd als ‘verlaten’, en onder dwang bij hen weggehaald."

SARAH-HEYNSSENS_Save_0001.jpg

Een van die kinderen getuigt in het boek dat de grotere meisjes in het internaat altijd hoopten dat hun moeder zo snel mogelijk weer zou verdwijnen, want het was toch een beetje gênant, zo’n zwarte moeder hebben. De Witte Zusters lepelden de métiskinderen ook het idee op dat ze superieur waren aan de zwarte kinderen van de nabije school. Zo leerden deze meisjes en jonens zich superieur te voelen ook tegenover hun moeders, hun Afrikaanse familie.

In hun queeste worden er door de zusters en Pater Delooze zo veel mogelijk toestemming verzameld van de moeders hoewel deze niet steeds wisten beseften of op de hoogte werden gebracht: "een beter leven voor hun kind in een ander land, jawel. Maar waarom kregen ze het adres niet waar hun kind naartoe ging?" vraag de onderzoekster zich dan ook af. Nu nog zoek verschillende moeders, anderen stierven zonder te weten . 

Er werd geopteerd om banden met de families zo veel mogelijk door te knippen. Streng in de leer werden zusjes aan de uiteinden van Vlaanderen geplaatst, de broer werd overgebracht naar Denemarken.  Een brief van een Afrikaanse ouder, verwante? Niet op reageren, zo luidde het advies want deze moeders waren onwaardige moeders toch? Ze hadden hun kind toch ‘in de steek gelaten. Blank voelde zich nog altijd mijlenver verheven boven zwart. "Ook de kinderen voelden dat aan den lijve. (...) Ze vielen ten prooi aan alledaags racisme."

Mevrouw Beel sluit haar stuk af met toch een volgend obmering. "Dat racisme was ook geïnstitutionaliseerd: de kinderen werden bij aankomst geen Belg. Ze kregen een twijfelachtig statuut dat sommigen onder hen levenslang last heeft bezorgd. Voor dat onrecht, en alles wat eraan voorafging, kregen de kinderen uit Save vorig jaar excuses van de Belgische Senaat. Het mag toch nog wat méér zijn."

 

SARAH-HEYNSSENS_Save_0002.JPG

Het heeft lang genoeg geduurd

Heleen Debeuckelaere was een aantal jaren actief lid van de feitelijke vereniging, stichtend lid van de vzw en lid van de eerste raad van bestuur van onze vzw.

Heleen Debeuckelaere

Heleen Debeuckelaere

Het heeft lang geduurd, maar eindelijk is er een historisch naslagwerk dat vertelt wat de metiskinderen uit de Belgische kolonies is aangedaan. Het boek De kinderen van Save: een geschiedenis tussen Afrika en België van onderzoekster Sarah Heynssens is het resultaat van een onderzoek van de federale onderzoeksinstelling Cegesoma. Dat startte in 2010, na aandringen van de groep mensen die later de vzw Metissen van België zou worden.  

Een paar maanden geleden zat ik samen met tientallen metiskinderen in de Senaat (DS 29 april). Eindelijk waren we er. Na al die jaren schreeuwen in de woestijn zou de overheid horen wat de kolonisatie voor ons heeft betekend. Het was een dag waar we al lang naar hadden uitgekeken en die is voorafgegaan door veel discussies. Maar we waren er, en wat hebben we genoten.  
De reacties achteraf waren een cadeau. De Kerk bood haar excuses aan, senatoren beloofden ons dat ze alles in het werk zouden stellen om ons toegang tot de archieven te verlenen, om historische fouten zo goed mogelijk te herstellen en om deze blinde vlek in de Belgische geschiedenis aan het licht te brengen. Dat was april. Vandaag zijn we oktober, en is er nog steeds niets veranderd.  

Sarah besluit haar boek met de vaststelling dat alleen een transparant beleid verbetering kan brengen. Ze zegt ook dat er nog steeds een immens taboe heerst over de kwestie van de metissen van de kolonies. Een vaststelling die wij iedere keer opnieuw ondervinden. De resolutie die senator Bert Anciaux (SP.A) in samenwerking met de vzw Metissen van België naar voren had gedragen, is door ingrepen van andere politici vervangen door een resolutie die een schim is van wat ze voordien was.  

Voor de duidelijkheid: vandaag zijn er nog steeds metissen die Belg zijn, maar niet kunnen trouwen omdat ze de nodige documenten niet hebben. Mensen die nog steeds geen volwaardige nationaliteit hebben, terwijl ze door België naar hier zijn gebracht. Het is daar waar het schoentje knelt. Wie mag Belg worden? Als we deze groep toelaten, wat dan met al die andere kinderen die door kolonisten in Congo werden verwekt? En met hun nageslacht?  

Wat in de Senaat is gebeurd, moet nu in de Kamer dunnetjes worden overgedaan. Maar er staat een nieuwe lege doos klaar. Opnieuw wordt er gevraagd aan betrokken politici om een consensus te bereiken. En opnieuw is er de vrees dat het eindresultaat bol zal staan met lege woorden en loze beloftes. Het lijkt er soms op dat de vzw waarvoor dit traject op gang werd gezet, opzij is geschoven. Transparant kun je dat niet noemen.


http://www.standaard.be/cnt/dmf20171010_03123283

Dit is voor de vergeten kinderen van de kolonie

Heleen Debeuckelaere schreef dit artikel als kleindochter van een Rwandese moeder en een man uit Ronse.

De hoorzitting in de Senaat, afgelopen dinsdag by Bart Dewaele

De hoorzitting in de Senaat, afgelopen dinsdag by Bart Dewaele

"Ik ben de kleindochter van een Rwandese vrouw, de dochter van een metis, een van de ‘zondige kinderen’ van Belgische kolonialen met Afrikaanse vrouwen die in de jaren 60 naar België werden gehaald, weggehaald bij hun moeders. Afgelopen dinsdag probeerde ik samen met vele anderen in de Senaat die kinderen een stem te geven".

Haar betrokkenheid verklaart ze als volgt: "Als het gaat over ons koloniaal verleden hebben we het vaak over wat er daar is gebeurd, alsof het verhalen zijn uit een verre, mysterieuze en gevaarlijke plaats, niet uit een dorp in Limburg of uit de straten van Brussel. Alsof die verhalen uit een ver verleden komen, waar we niet alle dagen over praten. Alsof het verhalen zijn van mensen die honderden jaren geleden hebben geleefd."

Ze verhaalt de verhalen van ons, kinderen van de kolonisatie, op een zelfde methode als haar betoog in de Senaat. Ze brengt het verhaal van "onze" kinder- en jeugdjaren als één betoog: 

"Je bent zeven, je stijgt op en je komt nooit meer terug. Op een vliegtuig worden gezet naar een ander land – weg van je moederland, naar een vermoedelijk vaderland – terwijl je moeder maar half op de hoogte is, of helemaal niet. In een gezin komen, een pleeggezin, en een pleegzoontje worden, met broertjes en zusjes. Behalve dan dat jij geen broertje bent, maar een speelkameraadje, dat beter niet ergens in uitblinkt, ergens beter in is of slimmer dan het echte zoontje, anders is het niet leuk meer. 

(..)

Je komt op een lijst terecht. Voor adoptie. Een lijst voor kinderen die geen ouders hebben. Jij bent geen wees, maar je naam komt toch op die lijst. Ze weten niet waar anders met jou naartoe.

Je komt terecht in een ander gezin, in een andere stad dan je broers en zussen. Je bent te jong om je hun namen te herinneren, om hen nog maar te kunnen beginnen zoeken. Je hoort dingen die je niet begrijpt, maar nooit meer zal vergeten. Van de zuster bijvoorbeeld, wat ‘erfzonde’ is. Je bent zes jaar en je weet weinig over je eigen moeder, maar die erfzonde, die gaat over jou. Van de pastoor hoor je dat je weer wild zal worden op je achttiende. Als volwassen vrouw weet je nog steeds niet wat hij daar nu eigenlijk mee wilde zeggen."

 

We zijn hier nog

Haar besluit is een open vraag naar België toe om vanaf nu zorg te dragen voor hen die dit hebben meegemaakt:

"Wat denk je dat er kan gebeuren als een kind van zeven jaar in een vreemd land terechtkomt? Waar er geen systeem, geen netwerk is, dat je beschermt. Als je niet buiten dat systeem kunt bestaan omdat je niet volwassen bent, omdat je niet de Belgische nationaliteit hebt, omdat je er gewoonweg niet bij hoort.

Alles wat je denkt dat met deze kinderen kon gebeuren, is gebeurd. En de oplossingen die werden geboden, waren geen oplossingen. Integendeel. Als België de keuze heeft gemaakt om deze kinderen naar hier te brengen, weg te nemen van hun ouders, dan was en is het nog altijd de verantwoordelijkheid van België om voor deze kinderen te zorgen. Om hen te koesteren, te laten groeien, om hun veiligheid te garanderen, zoals wij allen hopen te doen voor onze eigen kinderen.

Die verantwoordelijkheid heeft België niet genomen. Het leed is al geleden, niets wat nog volgt kan dat ongedaan maken. Maar we zijn hier nog, en dus hoeft het verhaal niet zo te eindigen. Ik hoop dat we deze verantwoordelijkheid wel opnemen, en deze kinderen, die nu jouw vrienden, vaders, schoonzussen of moeders zijn, wel koesteren, laten groeien en hun veiligheid garanderen."

 

‘Als iemand een klacht indient bij het Internationaal Gerechtshof, kom ik getuigen' Séverine Uwerijinfura

België moet zijn excuses aanbieden voor de massale kinderroof uit Rwanda en Congo, nu vijftig jaar geleden. Honderden mengbloedkinderen zijn toen van hun moeders weggerukt. Séverine Uwerijinfura werd dertig dagen in de cel opgesloten, opdat ze zich niet zou kunnen verzetten.

Zo kopte Veerle Beel haar artikel in de Standaard.
 

Severine.jpg

 

Veerle Beel brengt het verhaal van Séverine Uwerijinfura (66) uit Parijs.  Wat moet je met dit soort verhaal: ‘Mijn psychiater zegt dat ik moet vergeten en afsluiten, want het gewicht van de herinnering weegt zwaar.' Vergeven, neen, volgens de Veerle Beel kan deze moeder dit niet, het is nog niet vergeven,  wat haar is aangedaan is wat je doet "met vee of kippen".

‘Niemand vertelde de moeders dat de kinderen naar België zouden worden gestuurd', verklaart Séverine aan de journalist. ‘Niet de zusters van het internaat, niet de vaders, niet de Belgische overheid. Toen de vrouwen hoorden dat ze vertrokken waren, werden velen gek van verdriet. En er was niemand die zich om hun verlies bekommerde, er was geen psychologische hulp om dat te verwerken.'

De vrouw was vijftien toen ze zwanger werd gemaakt door een Belgische koloniaal. Ze zorgde ook voor de broertjes van haar kind, kinderen van andere moeders.
In de opmerkingen van deze vrouw vindt men deze intieme band terug. ‘Luc viel altijd op mijn borst in slaap', vertelt ze de ene man, "in jouw lach herken ik die van je moeder" herinnert ze de andere man. "O, je gaat steeds meer op haar lijken!"

Verder in het artikel verhaalt Séverine hoe haar kind haar werd ontnomen.
Séverine vertrok op een bepaald moment maar haar kind spullen van mij en het kind richting van haar ouders. Van Damme schakelde de koloniale politie in en kwam haar achterna. “Waar is het kind dat je hebt ontvoerd?”, schreeuwden ze. Dat het ook mijn kind was, telde niet. Ze reden langs mijn ouders om de baby op te halen en vervolgens stopten ze mij in de gevangenis. In cel nummer 19.130. Ze scheerden mijn hoofd en staken me in gevangeniskleren. Ik had zoveel melk, die er nu niet meer uitkon. Wat deed dat pijn! Na dertig dagen lieten ze me vrij, zonder proces. Toen was Yuki al naar België vertrokken.'

‘De Belgen moeten beseffen wat voor onrecht er vijftig jaar geleden is aangericht', zegt Séverine. Volgens Veerle wil Séverine ook de vaders ter verantwoording roepen, die, áls ze nog leven, in alle rust van hun oude dag genieten. 'Het gebeurde met honderden kinderen, allen verwekt door kolonialen. Sommigen onder hen plukten knappe jonge meisjes van school of van de straat en als ze hen beu waren, stuurden ze hen weg of schoven ze hen door naar een vriend. Zij hadden de macht en permitteerden zich alles, een beetje zoals de maffia.'

‘Als iemand een klacht indient bij het Internationaal Gerechtshof, kom ik getuigen' aldus SEVERINE UWERIJINFURA

Hiermee sluit Veerle Beel haar kleine reeks over de kinderen van de kolonisatie af. Het werd geschreven in 2010, 50 jaar na de onafhankelijkheid van Congo, 50 jaar nadat aan de vooravond van de dekolonisatie van de Belgische kolonies, massaal kinderen werden weggehaald bij hun moeders en overgebracht naar België. We konden lezen hoe moeders dit hebben meegemaakt, hoe kinderen zich opnieuw moesten uitvinden en elk kreeg andere instrumenten hiertoe, elk deed het op zijn manier.

 

Eén familie, ondanks alles

Veerle Beel
De Standaard 16 juni 2010

READ ONLINE

In dit artikel brengt Veerle Beel een eerste deel van een artikel waarin ze deze familie aan het woord laat. Een familie van 1 vader, 3 vrouwen, 5 kinderen allemaal in andere pleeggezinnen. Maar toch ... "Stukje bij beetje vonden ze elkaar en hun eigen geschiedenis terug."

Het is een wonderbaarlijk verhaal, een zeer boeiend verhaal van hoe een leven kan evolueren van toevallen, De eigen observaties en beslissingen, de besluiten genomen door anderen. 5 Totaal verschillende verhalen, 5 totaal verschillende mensen, 5 totaal verschillende besluiten over levensgebeurtenissen.

Veerle Beel brengt in dit stuk het verhaal van de kinderen, in een volgend artikel laat ze één geboortemoeder aan woord.

Eerst is Henri Van Damme (zoon van Florent Van Damme en Melanie) aan het woord.

Voor hem is zijn vader de kern van wat hij onder familie verstaat. Hij huwde een jonge Rwandese prinses volgense de Rwandese gewoontes. Samen hadden ze 3 kinderen.  Ook zij "belandden"  in Save, een instelling van de Witte Zusters.

‘Een pater had tegen vader gezegd dat het beter was om ons daar naar school te sturen. Maar we gingen wel heel vaak naar huis, in Kigali. Vader heeft ons erkend en we kregen zijn naam. Dat deden veel andere blanken niet. Ze schaamden zich. Ik zie niet in waarom ik boos op hem zou moeten zijn. Lucy en ik hebben heel veel liefde van hem gekregen. Hij stuurde ons naar België omdat er een oorlog dreigde. In het busje op weg naar het vliegtuig moesten we op de grond liggen, omdat er buiten geschoten werd. Ik zag lijken liggen langs de weg. Men vreesde dat wij, halfbloeden, na de onafhankelijkheid vermoord zouden worden. Vader heeft ons uitgewuifd. Hij zei dat we goed moesten studeren, en dat hij ons achterna zou komen. Ik zie hem nog staan. Ik heb lang op hem gewacht, maar in 1970 is hij in Kigali gestorven.'

Hij kwam in een pleeggezin terecht, oude mensen, met beduidend minder middelen dan wat hij gewoon was bij zijn vader.  " Mijn ouders waren zestig, kinderloos en erg vroom. Ik was elf en mocht ineens niets meer. Ze hádden ook niets. Vader had in Kigali een bad en een grammofoonspeler. In Zele wasten we ons in een kuip en wisten ze niets van muziek of cinema. Ik was echt wel met mijn gat in de boter gevallen!'

Daarenboven was er ook een enorme mentaliteitskloof: ‘Zeven jaar ben ik in Zele gebleven. Van mijn ouders mocht ik bijna nooit naar buiten, behalve als ik de mis diende. Ik, die in Afrika zo vrij als een vogeltje was. Na zeven jaar was het niet meer te houden. Pater Delooz, van de Vreugdezaaiers, die ons naar België hadden gehaald, heeft mij toen een tijdlang onder zijn vleugels genomen. Ik heb ook een jaar lang bij het adoptiegezin van Yuki gewoond. Die mensen waren schatten. Ik ben van daaruit getrouwd toen ik 22 was.'

Ondertussen was zijn moeder niet langer de partner van zijn vader. ‘Onze geboortemoeder heb ik nooit teruggezien. Op een dag, toen we thuiskwamen uit Save, was ze verdwenen. Toen ik vader om uitleg vroeg, zei hij dat hij haar had weggestuurd omdat ze een vork en een mes had gestolen. En we aten niet eens met bestek!'.

Zij stierf tijdens de genocide. Henri vermoed dat ook hij  een slachtoffer in deze moorddadige periode had kunnen zijn. ‘Toch was ik liever daar gebleven, veel liever. Ik mis mijn jeugd nog elke dag. Het was de mooiste tijd van mijn leven. Als je zoveel liefde en warmte krijgt en vervolgens verliest, blijf je daar je leven lang naar op zoek. Het is misschien daarom dat ik in mijn huwelijk en in volgende relaties nooit veel geluk heb gehad.'

2. Lucy

De journaliste verleent hierna de oudste dochter het woord. Lucy Van Damme (58), dochter van Florent Van Damme en Melanie.Dit doet ze met enorm veel respect en empathie.

Op 25 juli 1960 duikt ze op in een artikel in ook in de Standaard. (Tilly Stuckens, : ‘Angst bij zwarte meisjes in ons land. Maar kleine mulatten gelukkig in hun nieuw gezin.'

Lucy herinnert de 8 jaren in Rwanda als gelukkige jaren. Zij het prinsesje van haar vader, samen met de oudste zoon voorwerpen van vaderlijke affectie. Iets minder in deze affectie deelde de jongere broer , Luc, "hem noemde vader steevast ‘le sultan' – de kwaaie. Maar ik was zijn prinsesje." Ja, haar vader hield ook wel te veel van de vrouwtjes.

‘Toen haar pleegmoeder overleed werd het moeilijk. 'Mijn pleegvader was heel anders. Ik vind het nog steeds moeilijk om te zeggen, maar hij kon zijn handen niet thuishouden. Hij sliep ook met zijn eigen dochter. De adoptiemoeder van Yuki, het jonge zusje, heeft de kinderen uiteindelijk ook weer als gezin bijeengebracht.' Doch eerst volgde een tocht 'van het ene pleeggezin naar het andere tehuis, en overal moest ik gehoorzamen en braaf zijn. In het tehuis werden we allemaal kaalgeschoren, vreselijk.'

Maar de adoptiemoeder van Yuki kon tussenbeide komen “waar drie monden kunnen eten, er nog wel eentje bij kan”. Haar zusje werd door dit gezin geadopteerd, en hoewel ze dit kan plaatsen, het heeft haar wel enorm geraakt.

Over de mama van Yuki, uit Rwanda schreef de journaliste in een het ander artikel.

Ook Lucy wou haar moeder terugzien. "maar ik mocht niet van mijn ex. Ik zei het al: ik ben veel te braaf geweest. Als het je niet aanstaat, zei hij vaak, dan ga je maar terug tussen de bananenbomen wonen!". Toch draagt Lucy een klein foto van haar moeder uit Rwanda steeds in haar handtas.

Na haar relatie slaagde Lucy erin een eigen beroepsloopbaan op te bouwen. "Bij een bekende ontwerper ben ik opgeklommen tot verantwoordelijke voor de productie. Een heel mooie baan"


3. Luc

Luc Van Damme (56), zoon van Florent Van Damme en Melanie.

"Luc is de derde in de rij, kind van dezelfde ouders als Henri en Lucy. Maar niet zo graag gezien door zijn vader, en die gevoelens zijn wederzijds. Luc neemt niet het woord ‘vader' in de mond, maar noemt hem consequent ‘Van Damme'. Ook omdat hij zijn pleeggezin, de familie Lenoir, als zijn meest intieme familie beschouwt. Luc groeide op aan de andere kant van de taalgrens. Hij is de enige die ooit is teruggekeerd en in Kigali hun moeder heeft ontmoet."

Zoals we reeds vernemen was deze zoon niet zo geliefd door vader Van Damme. "Mijn herinneringen aan die tijd zijn ronduit dramatisch". Over de instelling in Save heeft Luc gemengde herinneringen. "k werd er vaak streng gestraft omdat ik nog in bed plaste". 

Eens in België worden de kinderen gescheiden. "Ik ging mee met de familie Lenoir en het voelde alsof ik op vakantie ging. Ik wist niet dat het om te blijven was. Ik wist ook niet dat het zes jaar zou duren voor ik de anderen terug zou zien."

Het pleeggezin van Luc was een goed gezin voor hem: "De Lenoirs hadden twee eigen kinderen, die mij echt als hun broer hebben aanvaard.  (...) Vader was een militair en nogal streng. Maar ik was per slot een kleine wilde, die het moeilijk had met discipline. Ze leerden me netjes schrijven, beleefd spreken, ja, er was werk aan mij! Door het beroep van vader Lenoir zijn we ook dikwijls verhuisd, wat voor een adoptiekind niet evident was: iedere keer weer van school en van vrienden veranderen, telkens opnieuw de blik van de andere weerstaan. Je zag ze denken: kijk, een neger! Het heeft me sterk gemaakt. (...) Je moet altijd goed zijn, als metis".

Melanie, zijn moeder heeft hij wel terug kunnen zien. Deze getuigenis is te zien in de video gemaakt door François Milliex. Maar toch nog eventjes de eigen woorden van Luc opgetekend door Veerle Beel: 'Op een dag stonden drie mensen bij mij aan de deur (Kigali). Twee mannen vroegen: C'est vous, Van Damme? Toen ik oui zei, viel de vrouw mij om de hals. Ze was klein en elegant, ze was mijn moeder en we spraken elkaars taal niet.' (...)  Feit is dat al die moeders die hun kinderen moesten afstaan, in shock achtergebleven waren. Men zegt dat er tientallen vrouwen op de heuvels rond Kigali stonden te kijken toen ons vliegtuig opsteeg. Dat is een grote wonde geweest voor die hele gemeenschap.'

(...)  On est bien ici, maar op het eerste gezicht blijven we vreemden. Hier niet blank, daar niet zwart, eigenlijk nergens thuis. Ik heb veel respect voor vader Lenoir, omdat ik veel aan hem te danken heb. Maar ik heb er zelf niet om gevraagd om geadopteerd te worden. Moet je dankbaar zijn voor iets dat je zelf niet gekozen hebt?'

4. Berrie

Berrie Jacobs (52),geboren als zoon van Florent Van Damme en Philomène. Geadopteerd door de familie Jacobs uit Dilbeek.

Een zuster van Save laat per brief van 11 juni 1960 aan Berries adoptieouders weten: ‘Zoals u op zijn papieren ziet, is de jongen herkend (sic) door zijn vader en dit op 't laatste nipken. De kleine leefde tot voor een maand bij zijn moeder, 't is zo dat hij niet veel afwist van proper zijn. Ik zou hem graag nog een paar maanden hier houden om hem verder te beschaven, maar het vliegtuig vertrekt wedereens op het onverwacht.' En ook dat het ‘een heel lief baasken' is.

Ook is zijn naam meermaals veranderd : ‘Toen ik naar België kwam, heette ik nog Florent Van Damme. Ik had blijkbaar zijn naam gekregen toen hij mij erkende. Volgens mij hebben de zusters in Save mij de naam Bernard gegeven. (...) Uit de korte briefwisseling die er tussen mijn adoptieouders en mijn vader is geweest, blijkt dat hij daar even van opkeek. Hij schrijft: “Ik wist niet dat de kleine nu Bernard heette” (...) Officieel is mijn naam maar veranderd door de adoptie, na de dood van Van Damme, in 1971.'

(...) 'Ik had geen enkele herinnering aan hem. De zuster en mijn adoptieouders hadden alleen maar slechte dingen over hem verteld. Ik mocht dankbaar zijn dat ik ontkomen was aan een ellendig leven bij zo'n vader!
‘Als ik naar Henri en Lucy luister, krijg ik toch een heel ander beeld. En dan Luc zijn ervaringen: het is zo tegenstrijdig allemaal. Ze zeiden dat hij naar ons niet meer zou omzien, omdat hij al zo oud was, maar uit zijn brieven spreekt toch weer een ander verhaal. Daar vraagt hij aldoor naar ons. En het feit dat hij altijd met jonge meisjes aanpapte: hij was al 66 toen hij Yuki heeft verwekt bij een meisje van 15. Wie koopt er nu een meisje voor een koe? Die man had de Eerste Wereldoorlog nog meegemaakt en had blijkbaar een heel ander wereldbeeld dan wij nu. Ik vind het bijna surrealistisch.'

‘Als ik aan mijn familie denk, dan in de eerste plaats aan de Jacobsen, aan mijn broer Peter en mijn zus Maryvonne, met wie ik ben opgegroeid. Wij delen een hele jeugd in een gezin dat niet op natuurlijke wijze tot stand is gekomen, en dat daar toch een beetje de sporen van droeg. Van ons vijven ben ik ook degene die het minst weet over zijn geboortemoeder. Ik weet dat ze Philomène heette en verder helemaal niets. Wie was ze, wat dacht ze? Ik heb toch bijna twee jaar met haar geleefd. Als ik een gemis voel, dan heeft het daarmee te maken.'

5. De jongste Yuki

Het verhaal dat Veerle Beel brengt over de jongste toont nogmaals aan hoe verschillend de levenswandel kan zijn van de 300 kinderen uit Save en gedropt in België. Yuki was 6 maanden in 1960.

Door de houding van haar adoptiemoeder heeft ze altijd geweten dat ze broers en een zuster had maar ook heeft ze hun leven deels kunnen meemaken "Ik herinner me nog de dag dat Lucy bij ons kwam wonen. (...) Later kwam Henri er ook nog bij. Als Berrie zijn communie vierde, gingen wij daar naartoe en hij kwam ook naar die van mij. (...)  Ik voel me niet verscheurd tussen een verleden in Afrika en een leven hier. Ik heb alleen dat laatste. Ik ben intussen ook heel blij dat ik Afrikaanse roots heb. Maar ik geloof niet dat je bij je eigen ouders moet opgroeien om gelukkig te worden. Het belangrijkste is dat je opgroeit bij mensen die van je houden.'

‘Mijn grote geluk is dat ik mijn verhaal ken. Dat ik het altijd heb gekend. Voor zover ik begrijp, heeft mijn geboortemoeder mij altijd gezocht, van toen ik klein was. Mijn adoptieouders vreesden zelfs dat ze mij zou komen halen. Uiteindelijk heeft ze tot mijn 18de verjaardag gewacht om contact te zoeken.'

Het verhaal van Yuki is het verhaal van iemand met veel gezinnen, ze is een Vercauteren, zij kent als enige haar familie in al zijn afzonderlijke segmenten, haar oudere broers, haar moeders, haar zussen .... En haar geboortemoeder. ‘Mijn “mama Congo” heb ik de jongste jaren niet meer teruggezien. Ik heb daar nu niet meer zo'n behoefte aan. Zij is natuurlijk erg getraumatiseerd door wat mijn echte vader haar heeft aangedaan. Ze was nog maar vijftien toen hij haar zwanger maakte en vervolgens pakte hij ook nog haar kind af! Ze is nog een keer naar Antwerpen gekomen om ons alle vijf te zien. Wat ze over onze vader vertelde, was hard. Sommigen van ons vonden dat bijna ondraaglijk. En weet je, het is ook ons verhaal niet meer. Wij hebben hier nu elk ons eigen leven.'

Wij danken Veerle Beel voor dit huzarenstukje, door haar stuk te lezen hebben anderen de kans hun verhalen hieraan te toetsen.

 

Oliva's biecht - De Standaarrd 21/08/1958

Nu zal ik u vertellen van Oliva het Mulattenmeisje uit Save, dat geen vader en geen moeder kent. Als klein stumpe was ze naar Save gebracht, mager en ellendig, door haar moeder zelfd die van haar niet meer wilde hebben toen Oliva's vader haar verlaten had.  (...) Ze groeide op als een mooi meisje met gitzwart haar en donkere ogen, die zo schoon konden vlammen en die spraken van levenswil en levensvreugde.

boniface1.jpg

Tot haar 14 jaar was Oliva onze trots en onze vreugde, vertelt Moeder Lutgard. Zij had een goede kop en studeerde vlijtig. Maar naarmate ze ouder werd en 't volle leven beter begon te begrijpen besefte ze ook beter haaar toestand. Wij stuurden haar naar een school voor huishoudkundige monitrice en zij behaalde schitterend haar diploma. Zij is nu 19 jaar en geeft les in Astrida. Zij is opengebloeid als een mooie jonge vrouw met een charme, die iedereen naar haar doet kijken.

Onlangs is zij naar Save komen lopen, vertelt Moeder Ludgard, en ik toen ze mij zag viel ze snikkend rond mijn hals: "Ma mère, ma Mère, sauvez-moi"

"Kindje wat is er? Is er iets gebeurd"

Alleen een gesnik was haar antwoord. Ik heb ze laten uithuilen met haar hoofd op mijn schouder en ik heb zacht haar haar zwarte haren gestreeld en ik kon 't niet anderss anders uitdrukken dan "klein, klein meisje" in 't Nederlands.

vervolg komt later....