Lieve

Lieve °1957 Lieve werd geadopteerd door een alleenstaande Belgische vrouw die haar veel liefde gaf. Haar vader is samen met haar uit Congo gevlucht in de chaos die op de onafhankelijkheid volgde. Hij heeft haar meegenomen en geraakte zo voorbij de road blocks. Eens in België werd ze afgestaan. "Mijn moeder wist hier niets van". Lieve is op zoek gegaan naar haar moeder en heeft nu een goed contact met de Afrikaanse tak van haar familie. De vader wil niets meer weten van zijn verleden en verdringt dit. Toch zal hij de confrontatie met zijn verleden moeten aangaan : zijn zoon heeft nu immers een Congolese vriendin. Ze vindt het heel belangrijk om culturen te verzoenen met elkaar en van haar metis-zijn een bron van rijkdom te maken.

RB Boek-mixed BW_page256_image44.jpg

Ik ben van Congolese origine, ik kom uit zuidelijk Congo. Toen ik zeven jaar was, brak de secessieoorlog in Katanga uit. Ze hebben me verteld dat mijn vader me naar België had gebracht omdat hij niet wilde dat ik vermoord werd in de oorlog. Later, toen ik mijn moeder terugvond, hoorde ik een ander verhaal. Tijdens die secessieoorlog hadden de soldaten het vaak gemunt op de blanken. Hij wilde zichzelf beschermen en dacht dat hij in het bijzijn van zijn metisdochter meer kans maakte om door de controleposten te geraken. Dat is hem ook gelukt. Mijn vader heeft me eigenlijk gestolen. Hij is naar mijn moeder gegaan zeggende dat hij me wilde houden en me zou meenemen naar Europa voor een betere toekomst. Aan elke controlepost babbelde hij zich erdoor : ‘Allez, jullie gaan mij toch niets aandoen, kijk, ik ben een van jullie, ik heb met jullie geleefd en heb kinderen van jullie. Ik ben een vader en ik wil haar redden.’ We zijn via Angola gevlucht. Het was 1964. We hebben daar de boot genomen naar Antwerpen. Ik herinner me die boottocht heel goed omdat ik zo’n vreselijke oorpijn had. Ik herinner me ook dat ik een pop had gekregen van mijn vader. Ik denk dat hij die pop ergens op een markt tijdens een bootstop gekocht heeft. Voor de rest had ik weinig herinneringen. Ik herinnerde me het samenwonen met mijn moeder niet echt. Ik herinnerde me wel een broertje en een zusje. Ik ben nadien te weten gekomen dat het eigenlijk een nicht en een neef waren die bij ons inwoonden. Ik ben met mijn vader aangekomen in België en hij wist eigenlijk niet goed wat hij met mij moest aanvangen. Ik was toen zeven jaar.
Mijn vader was voor zijn vertrek naar toenmalig Belgisch Congo al getrouwd en gescheiden geweest. Hij is hier aangekomen in de mening dat hij gewoon opgevangen zou worden door zijn familie. Hij hoopte dat ik ergens bij iemand van de familie terecht zou kunnen. Dat is echter helemaal anders uitgedraaid. Hij stond daar alleen in een land dat hij meer dan tien jaar eerder verlaten had. Hij had geen enkel bezit en was volledig blut. Hij heeft me in Brussel in een tehuis voor mulatten geplaatst. In dat tehuis was mijn adoptiemoeder ingeschreven. Ze wilde heel graag een meisje adopteren. Zo ben ik bij mijn adoptiemoeder terechtgekomen. Wat me het meest stoort is dat mijn vader hier met mij naartoe is gekomen. Hij heeft eerst gezegd dat ik zijn kind ben. Maar hij had er geen probleem mee me voor adoptie af te staan. Terwijl toen mijn moeder nog leefde en me al te graag terug wilde. Niemand vroeg zich af wat mijn moeder daarvan vond. Dat vind ik toch wel erg. Gelukkig ben ik in een zeer liefdevolle omgeving terechtgekomen. Later vertelde mijn moeder me dat ze ervan overtuigd was dat ik opgroeide in Hoeilaart met de ooms en tantes. Ze kende hen via brieven en foto’s die ze elkaar voor de onafhankelijkheid van Congo hadden opgestuurd.

Ik heb het geluk gehad dat mijn adoptiemoeder voor haar adoptiekinderen leefde. Ze was erg liefdevol en ze aanvaardde ook dat ik mijn roots ging opsporen. Ze moedigde me aan en hielp me. Ik begon te zoeken op mijn achttiende jaar. Op een dag zei mijn adoptiemoeder : ‘Kijk, ik heb hier wat geld gespaard voor het geval dat je ooit je eigen moeder zou willen opzoeken.’ Mijn vader heb ik weer ontmoet toen ik op zoek ging naar mijn moeder. Ik dacht dat hij me zou kunnen helpen. Via mijn oom en mijn tante heb ik het adres van mijn vader opgevraagd. Ik heb hem geschreven om te weten te komen of hij meer informatie of eventueel een foto had. Een beetje later heeft hij contact opgenomen. Zijn foto’s hebben jammer genoeg niet veel geholpen. Uiteindelijk heeft de tamtam in Afrika zijn werk goed gedaan. Via via ben ik bij mijn moeder terechtgekomen. Het was bijna twintig jaar geleden dat ik uit de streek vertrokken was, maar ze wisten nog heel goed wie ik was. Ik heb slechts één brief hoeven schrijven. Ze hadden er eigenlijk de hele tijd op zitten wachten dat ik weer contact met hen zou opnemen. De eerste keer dat ik een bezoek aan mijn biologische moeder bracht, was dat samen met mijn adoptiemoeder. Ze kennen elkaar nu. Het was mooi om te zien hoe de ene moeder de andere moeder bedankte. Dat is eigenlijk zo’n beetje mijn verhaal. Ondertussen ken ik mijn biologische moeder. Ze is in Congo hertrouwd, ze heeft nog acht kinderen gekregen. Ik probeer om de twee of drie jaar weer naar Congo te gaan. Vorig jaar is ze voor de eerste keer samen met een van mijn halfzussen naar hier gekomen. Ze is hier drie maand gebleven. Ze vond het hier heel stresserend. Door de stad wandelen vond ze verschrikkelijk. Ze is hier ook ontzettend bijgekomen. Ze is in feite met veel meer kracht weer naar Congo gegaan. Ze wist dat ze hier niet wilde blijven.

Toen ze hier was, heeft ze me gevraagd om contact op te nemen met mijn vader. Ze wilde hem ontmoeten. Ik heb gebeld. Ik zei dat ik iemand op bezoek had die hem graag wilde spreken. Hij wist onmiddellijk over wie ik het had. Dan heeft hij gezegd : ‘Och kindje, laat alles zoals het is. Ik ben een oude man.’ Hij is ondertussen zesentachtig. ‘Het leven is zoals het gegaan is. Ik wil daar eigenlijk niks meer mee te maken te hebben.’ Ik heb dat ook zo tegen mijn moeder gezegd. Ze begreep dat echter niet. Ze is nog altijd vol bewondering voor die knappe blanke man met wie ze een relatie had. Ze was zestien toen ze mijn papa leerde kennen. Ze was natuurlijk de prinses in het dorp, want ze leefde samen met een blanke man die in een villa woonde. Ze reed met de wagen en verwierf daardoor een zekere status. Hij was toen vierendertig of zo iets. Voor haar was die tijd schitterend. Voor haar is mijn vader de ‘ridder’ van haar familie. Het schijnt dat heel de Afrikaanse familie dankzij hem op een vrij grote voet leefde. Al haar broers, mijn ooms, waren chauffeur bij zijn groot transportbedrijf. Ze heeft geen enkel kwaad woord over hem gezegd. Voor haar waren dat prachtige jaren. Ik heb echter wel het verhaal over mijn vertrek vanuit een ander perspectief leren kennen. Mijn moeder begrijpt dat hij moest vluchten voor zijn leven. Hij heeft me meegenomen omdat ik in België veel meer kon bereiken. Ik zou een veel beter leven hebben met hem. Hij heeft me weliswaar afgestaan voor adoptie. Voor Afrikanen is dat echter anders. Mijn moeder heeft ook kinderen opgevoed van haar zussen en haar neven en van het dorp. Ze noemen dat geen adoptie, maar eigenlijk is dat net hetzelfde. Er wordt daar helemaal niet zwaar aan getild. Waar het kind het best verzorgd wordt, daar is het het best voor dat kind. Voor haar betekent dit iets helemaal anders dan voor mij. Ik heb dan nog veel geluk gehad om bij een ‘tante Lisa’ terecht te komen. ‘Tante Lisa’, zo noemde ze mijn adoptiemoeder. Dus in de ogen van mijn moeder is alles toch perfect verlopen. Het feit dat haar ex-man, mijn biologische vader, geen contact meer wilde met haar, vond ze onbegrijpelijk. Ik vind het ook spijtig, want ik denk dat het voor mijn vader een verrijking geweest zou zijn. Het feit dat hij nooit meer contact met mij heeft opgenomen is een teken dat hij alles achter zich heeft gelaten.

Ik heb nooit enige rancune gehad tegenover mijn vader. Hij behoort tot het soort mensen dat in die tijd zijn toevlucht zocht in een land van de Belgische kolonies. Daar konden ze hun ego versterken en de baas spelen.
Toen ik mijn zoektocht naar mijn biologische ouders begon, heb ik contact opgenomen met mijn oom en tante aan vaders kant. Ze zeiden : ‘Oeioeioei, waar ga je in beginnen te graven, Lieve ? Je vader is weer hertrouwd en zijn huidige vrouw en zijn huidige kind zijn niet op de hoogte van je bestaan.’ Vorig jaar, toen mijn moeder in België was, heb ik ook contact gehad met de broer van mijn vader. Ik vertelde hem dat mijn vader mijn moeder liever niet wilde terugzien. Hij vertelde toen dat het waarschijnlijk niet het goede moment was. Er waren immers problemen in het gezin. Mijn halfbroer, die van mijn bestaan niets afweet, heeft namelijk een vriendin. Die vriendin is een Congolese vrouw met twee kinderen uit een vorig huwelijk. Dat is toch ongelooflijk ? Mijn vader duwt zijn verleden met een zwarte vrouw en een kind weg en wil er niet meer mee geconfronteerd worden. Dan vliegt het weer in zijn gezicht via zijn zoon die daar helemaal niets van weet. Vluchten kan blijkbaar niet.

LIeveEnMa.JPG

Ik vind metis-zijn schitterend. Ik denk dat ik nooit zo open zou zijn naar andere gemeenschappen toe, als ik geen metis was. Ik voel mij wereldburger omdat ik de confrontatie met al die vraagtekens en conflicten ben aangegaan. Wie ben ik nu ? Ben ik Belg ? Ben ik Afrikaan ? Ben ik blank of zwart ? Hier ben ik een zwarte, maar in Congo ben ik een blanke. Dan kom je langzaam aan tot het besef dat je niet hoeft te kiezen. Je bent jezelf, en dat is voldoende. We moeten afstappen van dat idee van wit en zwart, kleur en niet-kleur, want we zijn allemaal hetzelfde. Niet iedereen ziet dat zo en je moet kunnen omgaan met de opmerkingen van de anderen. Hier kunnen ze me ‘negerinneke’ noemen, in Congo roepen ze ‘mundele’. Je moet dat kunnen aanvaarden. Ik herinner me dat ik als kind op de speelplaats een meisje geduwd had. Ik was acht of negen jaar. Ze is jammer genoeg ongelukkig gevallen en ze heeft haar twee voorste tanden gebroken. Toen hebben ze gezegd : ‘Zie je wel, die is helemaal wild, ze komt uit Afrika, dat zijn allemaal wilden, die zwarten.’ Dat is mij heel lang bijgebleven. Ik speelde altijd met al die kindjes op de speelplaats. Ineens was ik een van de slechte mensen. Je moet dat als kind allemaal zien te verwerken en dat vraagt enorm veel oefening. Sommige metissen nemen dan afstand van de zwarten of van de blanken. Ze kiezen een kamp. Voor mij is het echter een echte mengeling. Ik kom op voor alles wat leeft. Ik voel me even goed bij de blanken als bij de zwarten. Ik voel me ook even goed bij de mensen van Peru als bij een Aziaat. Wij hebben het voordeel dat men ons door ons uiterlijk dikwijls niet goed kan plaatsen. We kunnen even goed Turks, Spaans, Marokkaans, Indisch, Iraans, Cubaans, Braziliaans of Jamaicaans zijn. We hebben zo veel mogelijkheden. Ik heb daar echt van geprofiteerd. Dus dat zijn ongelooflijke voordelen. Ik zou het helemaal niet als een nadeel willen zien. Niet iedereen slaagt hierin. Het is hetzelfde als met grote misère in je leven, ofwel kun je daar door geraken en is het een rijkdom, ofwel blijf je daarin steken en is het gore ellende. Ik heb ooit een vriendin gehad die ook geadopteerd is. Ze was wel nog jonger dan ik toen ze geadopteerd werd. Ze leefde in een gezin in de buurt van waar ik leefde. Ze was half Rwandees, maar ze beschouwde zichzelf niet als metis, ze voelde zich blank en Belg. Punt uit. Ik heb veel discussies met haar gehad. Ik ben helemaal anders opgevoed. Mijn adoptiemoeder heeft mij altijd heel duidelijk gezegd : ‘Gij zijt een wereldburger. Ge zijt in feite alles, ge zijt niet alleen maar Belg.’ Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat schitterend vind. Ik heb niet veel gestudeerd. Na mijn humaniora ben ik mijn toenmalige vriend gevolgd. Hij had ook Congolese roots. Hij heeft universiteit gelopen en hij wilde de wereld zien. We hebben in Den Haag en in Cambridge gewoond. We hebben ook twee jaar in Amerika gewoond. Dat heeft, denk ik, ook bijgedragen tot mijn gevoel van wereldburgerschap. Ik voel me overal thuis. Ik pas mij heel gemakkelijk aan. Ik begrijp beter wat er in de jaren 1950 en 1960 gebeurd is met ons. Zelfs al maakten veel mensen fouten en was er veel racisme. Toen probeerden ze gewoon goed te doen. Het is natuurlijk een stukje geschiedenis dat niemand kent, en dat redelijk verborgen is gebleven. Ik denk dat het niet slecht is om dat nu openbaar te maken. Maar ik vind wel dat we het positief moeten brengen.


Mensen horen graag succesverhalen. Ik denk bijvoorbeeld dat je met een Obama verder komt. Hij brengt een positieve boodschap. Hij toont aan hoe ver een metis of een zwarte het kan brengen. Je mag de moed niet verliezen. Zo’n verhaal komt veel harder aan. Ik vraag mij af of de mensen wel iets leren uit een pijnlijk verleden van een ander. Het grootste probleem is dat nooit iemand echt kan weten of voelen welke pijn men gehad heeft. Je kunt dat vertellen maar je kunt dat niet laten voelen. Het heeft dus relatief weinig effect. Vanaf het moment dat iemand toont hoe al dat leed overwonnen werd, reageert men heel anders en krijgt men respect. Dat is ook wat ik zou willen. We moeten ons zeker en vast niet als een aparte groep gaan profileren, want we zijn deel van een groter geheel, een mix van de hele wereld. Dat kan een enorme kracht hebben en enorm veel dingen teweegbrengen. Dus laat ons dat bundelen om iets teweeg te brengen zodat we samen vooruit geraken.