Andre

Andre heeft een specifiek verhaal. Zijn ouders zijn gehuwd. Eerst op de traditionele manier, later in België officieel. Door dit huwelijk kon zijn vader niet meer werken in de Belgische administratie. Hij begon een eigen handel. Afrika was voor Andre het paradijs. Na de onafhankelijkheid kwam het gezin naar België. Eerst in een kleine plaats waar de familie van zijn vader het gezin goed kon opvangen. Toen ze naar Brussel verhuisden werden ze ineens bekeken als allochtonen.  Informatica studeren leek voor hem de oplossing: je word niet gezien. Voor Andre is het vaderschap heel erg belangrijk. Geconfronteerd met racisme ankert hij zich vast aan zijn vaders naam, een naam die een lange Belgische geschiedenis heeft. Voor hem zijn vaders de spil in de opvoeding en zouden de kinderen moeten erkennen, hoe dan ook.

De prijs van een huwelijk

Als kind leefde ik in het paradijs, onschuldig en zonder problemen. Ik had zeker geen gekwelde jeugd,  het was rustig en goed. Ik ben geboren in Rwanda op 20 km van de plaats waar ik gewoond heb. We woonden op het platteland, met mijn moeder en mijn broers. Mijn vader woonde op dat ogenblik in Nyanza op 100 kilometer van Kigali.

Mijn vader was een Belg. De meerderheid van de ouders van metissen waren Belg of Grieks. De Grieken waren handarbeiders en handelaars. Mijn vader werkte op de Belgische administratie. Eerst in Kongo, later in Burundi en dan terug in Rwanda. Daar in Rwanda ben ik  geboren . Mijn vader is gehuwd op de traditionele Rwandese manier. Hij vroeg mijn moeder ten huwelijk, zoals het de gewoonte was .

Het is echter pas later dat ik besefte dat ze nooit in een kerk gehuwd zijn. Pas later besefte ik ook dat mijn vader daarna niet meer werkte bij de Belgische administratie. Hij was commissaris, dus ambtenaar. Men sprak daar niet over met de kinderen. Maar ik besef nu dat hij toen uit de ambtenarij is moeten stappen.  Na de oorlog zijn ze gehuwd. En dit was de reden waarom hij mocht opstappen. Ik heb nooit een huwelijk gezien binnen de administratie met een « inboorling ». Dit was onmogelijk. Er waren er wel, maar privé. Er was de familie le Collet, de famille Vanden Plas van Bujumbura, en nog enkelen.

De Vandeplas woonden in Schaerbeek, de weduwe met haar kinderen. Haar man was gestorven. Er waren maar een paar Belgische gemengde families die een normaal leven leiden, van man en vrouw.  

Handel voeren

Hij trok zijn plan, kocht een kleine camionette, voerde handel en opende een kleine winkel. Er was toen een grote solidariteit tussen de Vlamingen. Gelukkig voor hem kreeg hij heel veel steun van zijn kameraden. Ze schoven hem werk toe zodat hij zijn gezin kon onderhouden. Het was een koppig man en hij zette door. Na deze nieuwe start in de handel kocht hij een molen  om maïs, sorgho en maniok te malen. Hij verkocht aan de mijnbedrijven. 

Op een bepaald moment had hij zelfs een handeltje nabij  Manyema. Dat is redelijk ver. Hij ging telkens met zijn camionette. Zo verdiende hij zijn leven en verdiende op een bepaald moment zelfs redelijk goed, zo goed dat hij kon sparen.  Regelmatig bracht hij zijn geld naar Kampala. Een vriend van hem geloofde meer in het pond dan in de Kongolese frank, die toen gelijk was aan de Belgische frank. Dankzij deze stap om zijn spaargeld te wisselen, zijn we naar België kunnen komen. Hij kocht ook  aandelen bij de Union Minière, maar deze stap is hem zuur opgebroken. Daar bleek alras hetzelfde probleem als vandaag. Het aandeel is op een bepaald moment gezakt van 1700 frank naar 170. De helft van zijn spaarcenten was verdwenen. Het was vergelijkbaar met de huidige aandelen van Fortis . Alle kleine aandeelhouders zagen de opbrengst van jarenlang hard werken in rook opgaan.

bmnsa156.jpg

Na de onafhankelijkheid zei men hem de aandelen te verkopen. Zijn vrienden zegden hem te vertrekken uit Rwanda. Iedereen had schrik voor wat kon gebeuren. Het was 1962 en we vertrokken uit Bujumbura. Iedereen had angst om aangevallen te worden. Zo zijn we daar vertrokken. Het was belangrijk om er niet meer te zijn tijdens de onafhankelijkheid. Belgen hadden zodanig veel zwarten gedood tijdens de koloniale periode dat men evident schrik moest hebben van wat zou kunnen gebeuren.   

We waren met vier. Ik was de oudste. De jongste is een tijdje later vertrokken. In 1962 was ik 14 jaar. We hadden meer geluk dan veel andere metissen. Onze ouders waren bij ons en we vertrokken samen als een normale familie.

De lagere school en het interraciaal college

Maar we kenden de andere families ook. We gingen samen naar de lagere school, ook naar het College du Saint Esprit in Bujumbura, een interraciaal college.

De lagere school was in Rwanda twee heuvels verder dan Save. Als stoel hadden we een boomstronk. We waren met meer dan vijftig en het was leuk. We leerden er zelfs het belangrijkste : lezen, schrijven en rekenen. Veel materiaal hadden we niet, maar het was aangenaam.

De prefect van de Jezuïeten van het interraciaal college,  was bij ons thuis komen vragen of ik  naar hun school in Bujumbura zou komen. Er was ook sprake van dat ik naar het college Saint André in Nyanza zou gaan. Op het college werd het leven anders.

Dit college was voor iedereen, Congolezen, Belgen. Om naar Bukavu, het college voor de blanken te gaan was voor sommigen te ver. Ons college was zeer goed materieel voorzien. Het lag ook zeer goed in de heuvels. Vanuit mijn raam kon ik uitkijken op het Tanganyikameer.

In Bukavu was er een college voor de blanken, een beetje Indiërs, Pakistani, maar geen enkele Congolees. Daarnaast was er een college voor de inboorlingen, zoals ze genoemd werden.

De keuken van de broeders

Daarna ging ik naar Bukumero ; daar was een normaalschool. Het was een school na het secundair onderwijs, maar er was ook deel voor de lagere school en het secundair.  Daar vond ik Kamanayo terug en een groep metissen die een speciaal regime kregen. Ze waren er op internaat. We leefden er samen. Het was het koloniale regime die hun kosten op zich nam. Die kinderen waren van hun moeder weggenomen, uit hun familiaal milieu weg, om een goed onderwijs te geven. We leerden gemakkelijk, we moesten hoge punten hebben op ons rapport.

Er was Save, er was Nyangezi. Daar verzamelden ze alle metissen, in het bijzonder de Belgen, maar ook anderen. Wij bevonden ons in die groep. Men was aan mijn vader komen vragen of het niet beter was om ons bij die groep te plaatsen. Maar wij betaalden zelf het schoolgeld. Wij konden mee-eten met de broeders. De anderen kregen dit regime niet. Ze aten zoals de inboorlingen. Soms was dit een penibele situatie. We speelden samen, gingen samen naar dezelfde school, sliepen samen, maar tijdens de maaltijden gingen wij naar de keuken van de broeders. Ze waren een beetje de volwassenen ; in elk geval de grote broers die ons coachten.

Een roeping

Ik herinner mij een jongen. Hij kon zijn haar niet meer kammen. De grote jongens kwamen zijn haar knippen. Ze gaven ons zelfs een opvoeder, een metis die uit Kalimi kwam, een Congolees. Het voelde een beetje aan als bij de scouts ; hij was de chef. Hij trachtte ons discipline bij te brengen. Hij leerde ons bidden omdat hij zelf priester wou worden. Beetje bij beetje leerden we dat het niet de bedoeling was dat een metis priester zou worden. Als je mij er één kan vinden uit die periode zal ik blij zijn.

Zelfs nu nog denk ik niet dat er velen zijn. Wel bij de Fransen, maar bij de Belgen had de katholieke kerk nooit een broeder ingewijd die metis was. Dat is toch ongelofelijk ? Die opvoeder van ons was echt een zeer gelovig en toegewijd man. Het was zijn roeping om priester te worden. Hij heeft hier heel veel spijt van gehad. Er waren veel problemen waar we eigenlijk geen weet van hadden. Men besliste veel in onze plaats.

De echo uit Save

In Save waren er meisjes en jongens. Velen zijn met elkaar gehuwd. Ze zijn ook samen grootgebracht. Na 12 jaar was het niet meer gemengd, maar men zag elkaar toch regelmatig. Ook wij uit  Bukumero werden uitgenodigd om soms samen te eten. Het leek niet zo slecht bij de zusters. Maar als de meisjes hun verhaal vertelden, als we de echo hoorden over hun leven daar in dat internaat, dan kan ik je zeggen dat dit geen plezier was. De kinderen konden maximaal één keer per jaar naar hun ouders. De korte vakanties waren te kort, de reis te duur. Maar toch was er, meen ik, een koloniaal budget voorbehouden voor deze kinderen. Er was een verhaal die Kama me ooit verteld heeft. Het schijnt dat het internaat in Save ooit gesticht is door een prins die naar de koloniën was gekomen. Hij zou een meisje zwanger gemaakt hebben tijdens zijn avonturen.  Het zou toch wel interessant zijn om te weten welke prins die periode naar de kolonies is geweest ? Het was zeker Boudewijn niet. Die is pas later gekomen. Ergens is er dus een meisje die de afstammeling is van het Belgisch koningshuis, een Saxen Coburgh.

Dit is mijn kind : de bruidsprijs

Ik ben ook een afstammeling van een koning, maar die van Rwanda. Mijn grootmoeder was de nicht van de koning.  Soms werden in een familie ook kinderen geboren van blanken. Ik ken een mijnheer, die nog steeds leeft, geboren uit de vrouw van de chef. Hij was gehuwd en er werd een kind geboren. Er was immers een priester die meer dan gewone affectie voelde voor zijn vrouw. Maar de man zei : dit is mijn kind. Het is het kind van de vrouw waar ik mee gehuwd ben. Het werd zijn kind en het werd opgevoed zoals zijn kinderen. Dat was het principe bij de Rwandezen. Wanneer men een bruidsprijs betaald, was de man de wettige vader van alle kinderen die geboren werden.

Men kon verschillende vrouwen huwen. Als de kinderen  die geboren werden ook van hem waren, tot zijn clan konden behoren, moest er een bruidsprijs betaald worden. Men betaalt. Op dat moment is men vader. Zelfs als de vrouw al kinderen had voor het huwelijk. Dit was geen biologisch principe, maar een wettelijke regeling. Dit is de reden dat mijn vader een bruidsprijs heeft moeten betalen, zodat zijn kinderen hem toebehoorden. Kinderen waren in die samenleving een economisch principe.  De kinderen hadden veel waarde. Ze zijn de opvolging van zichzelf. Dit was een economisch én een sociaal principe. Zelfs als een vrouw pas later huwt, of de vader van haar kinderen niet kent, zullen haar kinderen toebehoren aan diegene die de bruidsschat betaald. Dit is ook een zeer sociaal principe. Men heeft schrik van kinderen die zonder vader opgroeien. Moeders heeft men vanzelf, maar de samenleving moet aan de kinderen een vader toewijzen. Alle kinderen hadden op die manier de mogelijkheid om op te groeien met een vader.

Ik hecht hier zelf heel veel belang aan. Bij weeskinderen is het van belang om de kinderen zo vlug mogelijk toe te wijzen aan een familie. Zodat de kinderen zich kunnen hechten. Ik denk dat kinderen die zich nooit hechten gevaarlijk kunnen zijn.

Olifanten en mijn vaderschap

Laatst was er een uitzending op televisie over Zuid Afrika en Kenia. Olifanten begonnen andere dieren op te eten en vernielden links en rechts. Daarvoor deden die dieren dat niet. Men verstond dit niet. Nooit had men dit gedrag al gezien. Na onderzoek bleek dat het ging om olifanten die vanaf de geboorte als wees achtergelaten waren. Tijdens het opgroeien bleek heel veel stress vrij te komen. Op een bepaald ogenblik wilden ze zelfs copuleren met een nijlpaard die dit niet wou. Ze hebben haar gedood. Men is tot besef gekomen dat deze olifanten geparticipeerd hadden aan de moordpartij op hun ouders. Voor hen was moord normaal. Hiervoor moest men een oplossing vinden. Men heeft een ouder dier in die troep geplaatst. Daarna was het gedaan. Er was weer vrede. De Rwandezen verstaan dit zeer goed. Ze houden niet van kinderen die niet toegewezen zijn.

Dit is ook wat ik denk. Ik zou nooit mijn kinderen kunnen achterlaten. Ze moeten weten wie ik ben, mijn bestaan delen. Ik vind het heel erg jammer dat zoveel kleine kinderen opgegroeid zijn zonder vader. Nochtans zijn het slimme, gevoelige mensen, maar velen hebben zich sociaal niet kunnen aanpassen. Eén is, denk ik mij te herinneren, in de gevangenis terecht gekomen. Bij Rwandezen zijn er zeer weinig jongeren in de gevangenis. .

Het is eigenlijk een attitude, een manier om naar kinderen te kijken. Als een kind achtergelaten is, betekent dit toch dat ze niet zoveel waard zijn voor die persoon die hen achterlaat. Ze worden dan asociaal en zelfs agressief.

Wij hadden een goede jeugd. Maar ik herinner mij zoveel kleintjes die niet vrolijk waren, die riepen om hun moeder. Wij waren bevoorrecht : konden elk trimester naar huis. Papa kwam ons halen met de camionette, soms gingen we bij vrienden logeren.

Mijn vader is vertrokken naar de kolonie voor de oorlog van 45. Het was slechts in 1962 dat hij zijn familie terug zag. Ze schreven wel, ze stuurden foto’s. Tijdens de oorlog was er ook geen sprake van om naar Europa te reizen. Ze gingen op vakantie naar Zuid Afrika.

Mosselen uit Zeeland

Mijn vader was van het platteland en hield van het eten van zijn streek. Ook in Rwanda aten we vlug aardappelen en zelfs witloof. We maakte stoverij met frieten. Soms at mijn moeder niet mee : vis at ze niet, dat was bij haar traditioneel verboden. Het was bijna religieus.

Mijn vader at dit graag : vrienden zeiden dan : we gaan naar Bujumbura, moeten we mosselen meebrengen en kochten dat dan. Het waren zeer dure mosselen van Zeeland die met het vliegtuig overgebracht werden.

We hadden er goed brood, wortels, prei alles zowat. In Bujumbura waren er patisserieën met lekkere taartjes. Belgisch eten kenden we al vanuit Rwanda.

Naar Moeskroen

In 1962 zijn we dan vertrokken en konden we de andere kant van de familie leren kennen. De oom noemde ook André, zoals ik. Ik ben genoemd naar de broer van mijn vader. Mijn ouders zijn in België dan officieel gehuwd ; wij zijn allen naar het huwelijk geweest. Echter nooit voor de kerk.  Mijn vader was wel heel erg katholiek, afkomstig van een plattelandsgemeente. Hij ging naar de paasmis, naar de kerstmis en alle belangrijke missen.

We woonden toen in Moeskroen en gingen naar school in Doornik. Thuis spraken we Kinyarwanda, op school heb ik Frans geleerd. Mijn vader sprak ook steeds Kinyarwanda met ons. Hij sprak het met een Nederlands accent en met de Nederlandse grammatica.  Bijvoorbeeld 100000. In het Kinyarwanda is het omgekeerd : duizend honderd. Maar we wisten dit al van hem.

Er was nog geen sprake van tweetaligheid in de Belgische kolonie. Ik weet dat er nog sprake van geweest is om in Kongo drie provincies Nederlandstalig te maken en de andere Frans. Absurd toch ?

Later zijn we verhuisd naar Sint Gillis, waar ik terug bij Jezuïeten naar college ging. Het was een redelijk normaal parcours. Het is heel spijtig dat ik geen Nederlands spreek : als ik terugkeer naar de streek van mijn vader kan ik niet met hen spreken. Ik ben niet één van hen als ik hun taal niet spreek.

a.jpg

En het probleem is dat het Frans noch mijn moedertaal is noch mijn vaders taal. Spijtig dat ik verplicht was om Frans te leren. Daar heb ik een probleem mee : ik was verplicht om een derde taal te leren, naast het Kinyarwanda van mijn moeder en het Nederlands van mijn vader. Ik moet Nederlands leren om mij echt geïntegreerd te voelen.

 

 


Mon père a fait vraiment un mariage à la Ruandaise. ils lui ont donné leur fille.

Mon père a été régulier, étant jeune et voulant fonder une famille, il a fait un mariage vraiment à la Rwandaise. Ses futurs beaux-parents lui ont donné leur fille.

Donc, mes parents se sont mariés normalement, mais bizarrement, je me suis rendu compte, plus tard, qu’ils ne se sont pas mariés ni église, ni devant une autorité administrative et aussi qu’il n’a plus travaillé après à l’administration Belge. Avant il était un fonctionnaire de l'état. Mais après son mariage c’était terminé, il a dû quitter l’administration sur base des lois et des règles non écrites de l'Eglise et de l'état colonial belge.

Au lieu de se faire rapatrier, il a essayé de se débrouiller, il s’est acheté un petit véhicule, un petit camion et a ouvert un magasin à Nyanza. Puis, petit à petit avec ses copains flamands solidaires, qui lui ont donné du business, il a pu s'en sortir. Il se débrouillait quoi. Je peux dire que c’était un grand travailleur très honnête mais têtu. Après le commerce, il a pu faire un peu le style moulin, moulin pour les habitants et puis surtout, pour fournir de la farine de maïs, sorgho, manioc aux entreprises minières. Il gagnait beaucoup, il gagnait bien sa vie. Il épargnait beaucoup aussi car on vivait chichement. Régulièrement il allait à Kampala avec ses livres sterling qu'il rachetait aux commerçants ou aux travailleurs émigrés rwandais. Il avait un copain qui croyait plus à la livre sterling qu'au franc congolais, qui était égal au franc belge à ce moment là.

En fait c’est grâce à cet argent là qu'il a pu faire vivre  sa famille et qu’on a pu venir en Belgique avec quatre enfants enfin baptisés. Il avait acheté des actions à l’Union Minière. Mais ils ont eu la même blague que maintenant avec Fortis. Toute sa fortune, était partie dans la dévaluation des valeurs de l’Union Minière.

Le plus grand problème qu'on a eu c'était quand il fallait s'adapter à Bruxelles

En fait le racisme a réellement commencé en tant qu’adulte. C'est un racisme qui a été promu d'une façon continue. Sincèrement, dans les années où on est arrivé à Mouscron en 1962, parfois il y avait de petits problèmes de racisme à l'école ou dans d'autres lieux publiques. C'était inévitable, mais ce n'était pas grave ni très dangereux. Le seul problème qu’on a eu c’était quand il fallait s’adapter à Bruxelles. On avait des problèmes déjà quand on allait dans un café. Je n’aime pas qu’ils me prennent pour un Marocain, je suis Belge.

A Mouscron les gens connaissaient notre situation, notre famille. Oui, de ce côté là, les gens au début étaient étonnés, en venant voir notre oncle André, dont le métier était de faire des vitres comme on voit dans les églises. Il pouvait les teinter en vitraux. En nous voyant, les gens discutaient : ce sont les enfants de votre frère, de la femme de votre frère? En général, ils causaient entre eux, sans problème. D'abord on s'étonne, on a une question, puis on a une explication.

Mais à Bruxelles lorsqu'on va quelque part dans un café, on vous dit : ici c'est privé. Alors que ce n’est pas privé, mais public. C'est à Bruxelles que les problèmes ont commencés. Parfois, on est assis à boire son verre, puis il y a quelqu'un qui vient vous ennuyer. Quelqu'un vous agresse, verbalement, mais parfois, aussi physiquement. Quand on appelle la police, parfois les policiers sont gentils, impeccables, mais d'autres moments, c'est moi qui a tord sans explication. Ça commence de nouveau à régresser. Mais il y a eu une période où c'était très grave.

Moi je dis, quand quelqu'un ne veut pas que j'entre je vais ailleurs. Il y toujours de la place ailleurs.


Ontwortelde ouders

Mijn vader is geboren in 1910 en hier in België, aangekomen op zijn 52e,  was hij compleet ontworteld. Zowel op cultureel als op communautair vlak. Onze familie werd opgevangen bij zijn broer, mijn oom. Hij was een aangename man. Zijn vrouw, mijn tante en hij hielden veel van ons allen. Maar het was voor mijn ouders en ons toch een heel moeilijke periode.

In Rwanda hadden we een buurman, een zekere De Meyer,  die een molen had zoals mijn vader. Het was een Vlaming. Ginder schoten ze zeer goed op met elkaar. Mijn vader rookte pijpen, de buurman sigaretten en ze kwamen veel samen om te ontspannen. Hij hield van Rwandese tabak. Hier in België was hij ontgoocheld in de tabak. Maar ik denk ontgoocheld in meer.

Hij heeft slechts de secundaire school afgemaakt. Hij was heel verstandig en wou studeren, maar er waren geen middelen daarvoor. Toen waren er nog geen studiebeurzen zoals nu. Er waren soms beurzen als mecenaat, maar daarvoor had je zeker een piston nodig, zoals hij me vertelde.

Hij had een moeilijk leven. Hij droomde van een boerderij. Hij had goede relaties met Zuid-Afrika voor aankoop van materiaal. Hij wou een grote boerderij met veel dieren, zoals er ook in Katanga één was. Heel bruusk was er dan de rebellie en zijn droom was voorbij.

Toen hij zag dat het in Rwanda niet meer lukte, wou hij naar Kongo vertrekken. Maar daar was het nog erger dan in Rwanda. En toen de terugkeer…  Al hadden mijn ouders toen het idee dat het maar tijdelijk zou zijn.

Voor mijn moeder was het moeilijk om contacten te leggen. Een appartement in België is voor een huisvrouw een totaal andere situatie dan in Afrika. Men was geïsoleerd. Mijn moeder heeft dan een job gezocht om contacten te hebben. Zelfs kuisjobs, al was dat voorheen voor haar ondenkbaar. Ze heeft Frans geleerd.

Met wie zou ze bevriend moeten zijn ? Met de oom lukte het, hij probeerde haar altijd op haar gemak te stellen. Maar ze moest vrouwen van haar eigen leeftijd zoeken, en met dezelfde bekommernissen als haar. In het begin was dit zeer moeilijk, maar toch lukte haar dat door haar contacten met de familie Vanden Plas, Goossens en anderen. Ze kenden elkaar niet van voorheen, maar men zoekt toch naar mensen  uit de eigen gemeenschap .Ze vonden elkaar om te spreken, te dansen.

De vier muren van de school

Het was een heel koud jaar in 1962 om naar België te komen. In september vroor het al. Ik herinner mij vooral de kou op mijn hoofd, bevroren haren als we ons moesten wassen.  Hier in België was mijn vader het meest ongelukkig. Mijn moeder en de kinderen ook, maar hij het meest. We wilden gewoon terug. 

Soms was er wel eens een oude vrouw die schrik had van zwarte kinderen. Maar doorgaans had ik heel veel succes met mijn kroezelhaar. Iedereen wou eens voelen aan mijn haar. Belgen moeten van alles doen om hun haar te doen krullen op onze manier ! We waren heel goed gekleed.

In Moeskroen waren we vedetten, mensen kwamen ons bekijken, uit nieuwsgierigheid, zoiets hadden ze nog nooit gezien. Men deed dit op een verstandige manier : ze kwamen onze oom en tante een goedendag zeggen, en ondertussen konden ze met ons spreken.

In het begin kwamen de mensen kijken naar nonkel André en de familie van zijn broer. Hij was glazenier  en werkte voor de kerk. We werden erkend als de kinderen van zijn broer en mijn moeder als de vrouw van zijn broer. In het begin stelde men vragen, maar dit werd al gauw heel normaal.

De familie van mijn oom heeft ons heel goed opgevangen. Hun vader was gestorven en hun moeder was hertrouwd en had kinderen bij haar nieuwe man. Ze was gehuwd met een Waal.  

Een Marokkaan uit Rwanda?

Toen we verhuisd zijn naar Brussel zijn we een beetje het contact verloren : Brussel was ver in die tijd. Mijn klein broertje Albert heeft contact gehouden omdat hij  van dezelfde leeftijd was als een nichtje ; het kind van de familie André Bryon. Ze speelden steeds samen.

In Brussel werden de zaken gecompliceerd. Ik studeerde eerst geologie, later informatica. Dit is waar ik werk in kreeg. Steeds meer kreeg ik ermee te maken dat men mij verwarde met Marokkanen. Zelfs Marokkanen verwarden mij met henzelf. Het is heel moeilijk om een verschil te maken. Maar in Brussel is de beeldvorming rond Marokkanen heel erg negatief.

Ik hou er niet van dat ze mij verwarren met een Marokkaan. In elk geval ben ik geen moslim, ik drink bier, ik eet varkensvlees. Ik ben een Belg met een Rwandese moeder ! Maar : hier in Brussel is er niemand die dit ziet, niemand die dit kan plaatsen.

Feb22_14.JPG

Racisme

In Brussel is voor mij het racisme begonnen. En zeker met de problemen die er waren na de onafhankelijkheid van Kongo werd het penibel. Ik denk dat de term etnie vroeger niet bestond. Wat is er nu allemaal : allochtoon, autochtoon ? Ook Hutu en Tutsis leefden toch gewoon met elkaar ?

Stilaan had ik te maken met veel agressie. Als ik naar een café ging zei men dat het privé was. Het was gewoon een publiek café ! Soms drink ik een glas en iemand komt mij ambeteren. Wat doe je dan? Ik tracht mij verbaal te verdedigen, soms zelfs de politie te bellen.

Soms zijn ze heel correct, maar er zijn ook andere verhalen. Dan heb ik altijd ongelijk. Nu is het weer een beetje kalmer, maar een tijdje geleden was het heel erg.

Ik hou hier niet van. En als men niet wil dat ik binnen ga, dan vertrek ik meestal naar een andere plaats.

Informatica als oplossing

Informatica is een stiel, het is geen eretitel. In die tijd kon een Afrikaan in België gewoon geen ingenieur zijn. Niemand accepteerde dat. Of rechten studeren. Soms wou men nog een Afrikaan als advocaat, maar zeker geen ingenieur.

Op dit ogenblik denk ik dat dit niet meer zo sterk speelt bij metissen. Ik stel mij voor dat er nu een keuze is. Toen was informatica nieuw, niemand zag dit als een probleem : het was technologie, geen wetenschap. Het was achter een computer zitten: dus onschadelijk voor metissen.

Stenen van alle kleuren

Mijn eerste keuze was eigenlijk de studie van de geologie. Ik wou die studie kiezen omdat mijn vader heel erg geïnteresseerd was in geologie. En ook omdat dit de link maakte met Rwanda. In elk geval is Rwanda een uiterst interessant land op geologisch vlak. In Rwanda kon men gewoon in het veld stenen vinden uit alle kleuren. En de meest gelukkigen konden zeer waardevolle stenen vinden.  De Duitsers wisten dit heel vlug : in Rwanda was er diamant en zeer veel soorten mineralen.

Ik ben gehuwd, heb vier kinderen. Drie meisjes en een jongens. Ik ben teruggegaan naar Burundi (in Rwanda waren er te veel problemen met de Tutsis : door de schuld van mijn moeder waren we daar personae non grata).  

Aangekomen in Kongo heb ik een meisje ontmoet.

Wantrouwen tegenover gekleurd zijn

Het stoort mij niet om Belg te zijn. Mijn vader is Belg. Ik moet hem ook respecteren als mens. Maar ik zou graag naar Rwanda terugkeren. Het eerste wat ik ooit op de wereld heb gezien was Rwanda en ik ben daar ook aan gehecht. Bij mijn kinderen speelt dat niet, maar wel bij mij. Alhoewel ik merk dat ook mijn kinderen een zekere sympathie voelen voor Rwanda. Ze zijn geboren in Kongo, ik ben gehuwd in Kinsjasa. Mijn dochter studeert in Gent. Ze zegt dat ze daar minder barrières heeft dan hier in Brussel. Het is raar om te zeggen. In Gent had ze het gevoel om meer opgenomen te zijn dan in het francofoon gedeelte van België. Mijn dochter is in elk geval goed ontvangen in Gent, heel erg vriendelijk.

De burgemeester hier is zeer aangenaam. Maar er zijn er ook anderen. Veel mensen hebben een wantrouwen tegenover « gekleurde mensen ». Zelfs gewoon een antipathie. Het beeld van vreemdelingen is toch gewoon negatief gekleurd. Zelfs in de kerken wordt een beeld gegeven van « wilden » uit Afrika.

Katholiek

Mijn vader was katholiek, maar op een bepaald ogenblik is dat bij hem gestopt. Ook bij mij is dit zo gegaan; dat leidt tot niets katholiek zijn. We zijn eigenlijk verplicht gedoopt in Save. Mijn ouders waren niet officieel gehuwd, dus konden we ook niet gedoopt worden. Waarschijnlijk hebben ze een tijdje gediscussieerd of al die bastaards wel mochten gedoopt worden.  

Het is eigenaardig hoe de katholieke kerk tegenover de metissen stond. Niettegenstaande iedereen overal en altijd kon gedoopt worden was dat bij ons niet het geval.

Ik herinner mij op de lagere school dat ik de catechismus geleerd heb. Ik had hier goede punten op. Maar toch wou men mij niet dopen. Ik weet nog altijd niet waarom. Mijn ouders waren nochtans alle twee katholieke mensen. Maar het was misschien goed voor mij : nu heb ik toch een bredere kijk op die dingen. Als ik er altijd middenin had gezeten was het misschien moeilijker geweest om eruit te stappen.

We gingen elke week naar de mis, maar we waren niet gedoopt. Ik herinner mij dat ik een collectie had aangelegd met « beeldjes » die later verkocht werden. Op een keer was mijn verzameling gestolen door broeder Gabrielle. Hij nam mij alles af en stak dit in zijn zak. Ik had zelfs toen al heel veel vragen over de moraliteit van deze mensen. Die heiligenbeeldjes waren heel goed gemaakt, die waren mooi : Sint André, maar vooral Maria was altijd mooi. We waren eigenlijk een beetje verliefd op die mooie vrouwen

Slechts na de lagere school werden wij dan  ineens in groep gedoopt. Dat was in de jaren 50. Ik herinner mij dat dit toch een vlugge beslissing moet geweest zijn.

Mijn ouders waren niet geëxcommuniceerd, maar konden ook niet te communie gaan. Doordat ze niet kerkelijk gehuwd waren werden de kinderen niet automatisch gedoopt.

In elk  geval werden we gedoopt in het secundair onderwijs. Ik kreeg twee peters : de eerste was een Congolese metis uit Kalimira, Angelo Poulos, maar hij is verdwenen tijdens de onafhankelijkheid. Ik heb hem pas terug gezien in Kinsjasa in 1988. Ik zag hem met zijn kind. Hij moet ergens een kind gemaakt hebben zonder te huwen die als twee druppels water op hem leek. Een zeer mooi kindje.

Hij werd geacht op priester te worden, maar blijkbaar is zijn leven een andere richting ingeslaan ! Ik ben niet ongelovig, maar ik begrijp dat de katholieke kerk een machtsinstituut is en geen spirituele gemeenschap.

Vereniging ter bescherming van de mulatten

De APPM (de Association pour la protection des mûlatres) was opgericht door koningin Fabiola. Alle « mulatten » werden verenigd door deze association.

Rwandezen, Congolezen en Burundezen, de metissen werden lid. Men had een gebouw in de « Rue Vilain, nr 14 in Brussel » en men organiseerde kleine avonden met zang en dans. Men vierde samen Sinterklaas en zo. Voor de kinderen had men dan kleine autootjes gekocht, Dinky Toys herinner ik mij. Dit is de manier waarop we andere families hebben leren kennen.

Later is de naam veranderd. Men begon al problemen te krijgen met de term « bescherming ». We zijn toch geen soort die uitgestorven zal geraken ? Bescherming tegen wat dan ?

Het werd dan de Associatie voor de Promotie van de Mulatten. Daarna , denk ik, was het budget op. Het archief is in het museum van Tervuren ; het wordt tijd dat hier studie van gemaakt wordt. Wanneer zullen de archieven eens vrij zijn voor onderzoek?

Zeker voor al die kinderen die hun ouders niet gekend hebben. Meestal weet men wel wie de vader is. Voor kinderen is het altijd goed om de biologische ouders te kennen ; om te weten van welke familie men afstamt. Velen hebben hun oorsprong

teruggevonden in het zuiden van Frankrijk, in een klein appartement. Op pensioen. Hij begon te beseffen dat dit kind zijn enige nog in leven zijnde kind was. Zijn andere « blanke » kinderen waren al gestorven. Op dat ogenblik besefte hij de rijkdom van de kinderen. Mijn vriend voegt nu de naam van zijn vader toe aan zijn naam.

Mijn vaders naam gaat terug naar 1600 ! Dat is toch een belangrijk element voor een mens ?