Waarheidscommissie nodig voor ‘bastaards van kolonie'
Zo'n commissie moet er nu komen, zegt professor Luc Huyse, specialist in internationaal recht.
Van onze redactrice Veerle Beel
De 50ste verjaardag van de onafhankelijkheid van Congo is volgens Luc Huyse ‘een goed moment' voor België om zijn schuld te erkennen ten aanzien van de kinderen uit gemengde relaties, tussen een Belgische koloniaal en een vaak jonge zwarte vrouw. Deze kinderen werden al dan niet onder dwang bij hun moeder weggehaald en naar ons land overgebracht, waar ze in pleeggezinnen opgroeiden.
Onder de kinderen zelf, intussen allen 50 jaar of ouder, leeft de vraag naar officiële excuses amper. Zij koesteren gemengde gevoelens, omdat zij niet deloyaal willen zijn aan het land dat hen heeft opgevangen of omdat ze liever vooruit kijken, zegt Jacqui Goegebeur, zelf métis. Haar levensverhaal staat in het boek ‘De bastaards van onze kolonie', dat vandaag in de Gentse Vooruit wordt voorgesteld.
Evarist Nikolakis, ook métis, is wel vragende partij: ‘Niet voor mezelf, want ik heb al zo goed en zo kwaad mogelijk gerouwd. Wel voor onze moeders. Mijn moeder is van verdriet gestorven.'
Séverine, een Rwandese vrouw die in Frankrijk woont en na jaren haar dochter terugvond in ons land, geeft voor het eerst een interview over de diepe wonde die het verlies van haar kind veroorzaakte. Zij vraagt nadrukkelijk een Belgisch pardon: ‘Als Australië dat kon ten aanzien van de aboriginals, waarom België dan niet?'
Er is inderdaad een parallel te trekken, zegt professor Huyse. ‘In dat land heeft een commissie een verslag afgeleverd dat veel stof heeft doen opwaaien en dat ertoe geleid heeft dat de Australische regering haar excuses heeft aangeboden aan de aboriginals. In Canada is er een gelijkaardige commissie gestart over de kinderen van de oorspronkelijke Amerikaanse bevolking die in speciale scholen werden weggestoken. Het is zelfs vergelijkbaar met Ierland, dat arme kinderen in kloosterscholen wegstopte en als huisvuil behandelde.'
Huyse, die in Afrika veel rond verzoening werkt, stelt voor dat er een waarheidscommissie wordt geïnstalleerd die het verschijnsel in kaart brengt. ‘Het kan een belangrijk puzzelstukje vormen in een domein waar de stukken nog erg verspreid liggen. Onze omgang met ons koloniaal verleden is zo stuntelig en traag.' Maar dat verbaast hem niet echt: ‘Net zo stuntelig en traag hebben we het misbruik in de Kerk onder ogen gezien.'